Geuren en kleuren

Om de tekst levendig te houden en de lezer nog meer het gevoel te geven dat hij in het verhaal zit, zijn de zintuigen van groot belang. De lezer moet zien, ruiken, horen, voelen of proeven wat er in het verhaal gebeurt.

Om de lezer mee te laten beleven waar iemand is kun je de omgeving beschrijven: Is het een stedelijke omgeving of is hij buiten in de natuur? In wat voor soort gebouw of op wat voor terrein bevindt hij zich? Tijdens het schrijven van het boek zag ik zelf de situaties voor mij. Ik zag het bos, de puinhopen na de aanslag, het ondergrondse laboratorium of het Griekse café.

Ik rook de boslucht, de kruidige lucht en de bloed- en rookgeur in het ziekenhuis, maar hoe breng je dat over op de lezer? Ik heb mijzelf in het hele verhaal geconcentreerd op het overbrengen van het beeld dat ik voor mij zag door middel van teksten die de zintuigen prikkelen.

Het basisgevoel beschrijven zoals ‘het regent’ of ‘het waait’ lijkt makkelijk, maar als je wilt beschrijven hoe de hoofdpersoon de temperatuur ervaart is er meer nodig. Het beschrijven van de reactie op de omgeving zegt veel over de persoon in het boek. Iemand die een paraplu opzet tegen de regen reageert anders en is dus waarschijnlijk anders dan iemand die de regen op zich neer laat kletteren.

Ook door de wijze van praten in een dialoog kun je iemand beschrijven. Als iemand kordaat is, dan praat hij anders dan wanneer iemand een beetje naïef of terughoudend is.

En wat laat je aan de fantasie over? De lezer hoeft niet precies datgene te zien wat ik zag tijdens het schrijven. Er mag ruimte zijn voor de eigen fantasie of ervaring van de lezer. Iemand die wel eens in de bergen in Griekenland, Spanje, Portugal of Italië heeft gelopen kent de lucht van de wilde tijm en salie. Iemand die dat nog nooit heeft gedaan zal bij deze beschrijving iets anders ruiken.

Het was heel erg leuk werk om het boek na te lopen op de zintuigen en zo met de tekst te “spelen” dat de lezer echt mee kan leven.